Op het UPO ziet u bij ‘Hoeveel pensioen heeft u opgebouwd’ het pensioen dat u naar verwachting krijgt als u met pensioen gaat. De pensioenbedragen zijn bruto per jaar. U kiest zelf wanneer u met pensioen gaat. Indien u eerder met pensioen wil dan wordt uw pensioen wel lager. De vuistregel is dat uw pensioen zo’n 7% lager wordt als u 1 jaar eerder met pensioen gaat. 

Maakt u zich zorgen of u het wel vol gaat houden om tot uw pensioenrichtdatum te blijven werken? Of verwacht u dat het inkomensverlies te groot is als u eerder stopt met werken?

Dan kan deeltijdpensioen een uitkomst bieden. U gaat dan wat minder werken en krijgt alvast een gedeelte van uw pensioen.

Uw pensioen kan mee- of tegenvallen door verschillende ontwikkelingen waar u geen invloed op hebt. Om u daar meer inzicht over te geven, vindt u sinds 2020 drie scenario’s op uw UPO. De bedragen die u daar ziet berekenen we ieder jaar opnieuw op basis van inflatie, renteontwikkelingen en beleggingsrendement. De regels om de berekeningen te maken worden bepaald door De Nederlandsche Bank.

Uw UPO is gebaseerd op de gegevens die bij ons bekend zijn op 1 januari. Het kan zijn dat er na 1 januari iets is veranderd in uw persoonlijke situatie. Deze veranderingen zijn niet op uw UPO van dit jaar verwerkt. Deze zijn pas zichtbaar op uw UPO van volgend jaar.

Op het UPO ziet u de stand van 1 januari. Hierdoor ziet u wijzigingen die na 1 januari zijn gedaan niet terug. In de pensioenplanner ziet u de actuele stand van uw pensioen.

Hoog-laag

Wilt u beginnen met eerst een hoger pensioen?

Wilt u beginnen met eerst een hoger pensioen? Dat beslist u op de pensioendatum.

waardeoverdracht

Uw pensioen meenemen: waardeoverdracht

Verandert u van baan? U kunt uw opgebouwde pensioen meestal meenemen naar de pensioenuitvoerder van uw nieuwe werkgever.

De hoogte van jouw pensioen kan nog veranderen. Bijvoorbeeld door verhoging (indexatie) of verlaging (korten). Of jouw pensioen wordt verhoogd of verlaagd heeft te maken met de financiële positie van het pensioenfonds. Als de financiële situatie gedurende langere tijd niet voldoet aan de eisen, wordt de kans op indexeren klein en wordt de kans op korten groter. 

Een pensioenfonds moet buffers hebben, omdat de toekomst onzeker is. Zo zorgen we ervoor dat we ook bij financiële tegenvallers iedereen een pensioen kunnen uitbetalen.

Bij de berekeningen in het herstelplan worden aannames gemaakt. Voor bijvoorbeeld de ontwikkeling van de rente en het rendement. In de loop van het jaar kan de werkelijke ontwikkeling afwijken van deze aannames. Daarom moet het fonds ieder jaar een geactualiseerd herstelplan opstellen.